Pasen wordt in grote delen van de wereld op verschillende manieren gevierd maar onveranderlijk is “eten” een belangrijk onderdeel van de paasviering. In Ecuador is de “Heilige Week” en met name Goede Vrijdag de tijd waarin in het hele land de traditionele maaltijdsoep “fanesca” wordt gegeten. Deze heerlijke soep is wat men met enig gevoel voor understatement “een stevige maaltijdsoep” zou kunnen noemen en wordt bereid met twaalf verschillende soorten bonen en andere peulvruchten in combinatie met diverse groenten (onder meer cassave en pompoen), tuinkruiden, melk, pinda’s en stokvis. De oorsprong van de fanesca is niet duidelijk maar dat de geschiedenis van dit gerecht eeuwenoud is duidelijk. Volgens de legende zouden de ingrediënten (de twaalf verschillende soorten bonen) symbool staan voor de twaalf apostelen in de context van Het Laatste Avondmaal terwijl de vis het lichaam van Jezus zou symboliseren. Als je Ecuadorianen er naar vraagt hoor je meestal ook deze versie maar waarschijnlijker is dat de fanesca zijn oorsprong vindt in de pre-koloniale inca- cultuur daar het gebruik van de verse peulvruchten samenvalt met de oogstperiode hiervan in dit seizoen. Het zou een traditionele feestmaaltijd zijn geweest ter ere van de Zon, Maan en Moeder Aarde die in de Indiaanse cultuur werden aanbeden. Aan de kust zou dan aan deze maaltijd de gedroogde vis toegevoegd zijn. Hoe het ook zij, het bereiden van deze soep is een serieuze zaak in Ecuador. Van het recept bestaan tientallen varianten en elke familie heeft zijn eigen voorkeur. Er wordt beweerd dat de beste fanesca in het traditionele Cuenca of Ambato (in het Andesgebied) wordt gegeten. Anderen noemen Quito als “hoofdstad” van de fanesca maar ook in de liberale en minder kerkelijke havenstad Guayaquil ontbreekt fanesca dezer dagen niet op het menu en is men ervan overtuigd dat deze niet voor die van andere regio’s moet onderdoen. “Wie hieraan twijfelt doet dit wellicht uit afgunst en er worden wel vaker onvriendelijke dingen over de kustbewoners worden gezegd”, aldus mijn schoonmoeder. Tijdens mijn bezoek aan de openbare marktplaats heb ik deze week kunnen vaststellen dat de (verse) ingrediënten voor deze lekkere soep in elk geval in mijn woonplaats Guayaquil uitgebreid voorhanden zijn. Verwonderlijk is dit niet want het zijn meestal indiaanse vrouwen die op de markt groenten verkopen zodat de aanvoerroutes vanuit het Andesgebied gegarandeerd zijn. In Guayaquil gedroogde vis (stokvis oftewel “bacalao) vinden is in deze tijd evenmin een probleem : op diezelfde markt ligt de vis torenhoog opgestapeld bij de vele viskramen. Natuurlijk moet deze nog wel worden geweekt in (drie maal te verversen) water en daarna in melk gekookt. Met twaalf soorten groente (mais, linzen, zwarte en gele bonen, limabonen, “ chochos “, “mellocos” enz…) die elk afzonderlijk (!) worden gekookt kun je je voorstellen dat het bereiden van deze soep geen kleinigheid is en je eindigt met hoeveelheid soep waar je gemakkelijk een heel weeshuis mee kunt voeden. Dit maakt dat de bereiding van fanesca én het eten een familie-aangelegenheid is. In de familie van mijn vrouw waren zij en haar zus degenen die onder het toeziend oog van moeder op Goede Vrijdag voor het gehele gezin (en een groot deel van de familie) de fanesca maakten. Voor mijn vrouw is deze dag beladen met nostalgie en melancholie. Zij herinnert zich de Goede Vrijdagen uit haar jeugd toen tienduizenden inwoners van de stad nog aan de processie deelnamen die langs zeven kerken voerde. De televisie mocht niet aan en zij durfden zich amper te douchen want het volksgeloof wilde dat wie zich op Goede Vrijdag waste in een vis kon veranderen… Wij hebben besloten dit jaar thuis geen fanesca op tafel te brengen maar buitenshuis te eten in één van de typische restaurantjes. Toch hadden wij inmiddels al twee “fanesca-dagen”. De eerste vierpersoons-portie werd ons in een pannetje thuis bezorgd door een sympathieke en dankbare jongeman wiens identiteitsbewijs ik enkele dagen te voren op de parking van ons appartement vond en die ik via facebook kon opsporen. De tweede fanesca was zo mogelijk nog royaler, minstens even lekker als de vorige en afkomstig van een “commadre” (vriendin van Nancy, mijn vrouw) die een centje bij wil verdienen en deze week reeds vijftig porties aan vrienden en kennissen heeft verkocht. Op Goede Vrijdag ga ik niet deelnemen aan de processie die langs de zeven kerken in het oude centrum van de stad gaat. Maar misschien loop ik wel even langs die kerken om een fanesca-restaurantje uit te zoeken. Voor dit jaar moet het dan wel weer genoeg zijn.
0 Reacties
Vrienden of familieleden die vaak net als ik met pensioen zijn vragen mij soms, wanneer ik hun uitnodigingen om langs te komen af sla, waarom ik niet gewoon rustig kan genieten van mijn pensioen in plaats van nog zoveel betaalde en (zelfs !) onbetaalde activiteiten te verrichten zoals het schrijven van dit blog, of het als vrijwilliger gidsen van toeristen in de stad. Ik antwoord dan meestal dat ik het gewoon leuk vind en dat dit ook hobby's zijn, zoals een ander kranten leest of televisieseries kijkt. Ik ben niet zo erg gesteld op passieve vrijetijdsbesteding en vind het uitdagender om productief en creatief te zijn en anderen misschien ook te inspireren als ik schrijf over het leven en onze ervaringen in Ecuador of over persoonlijke groei en gezondheid, thema's die even belangrijk zijn in de post-werkfase als in andere fasen van het leven. In dit blog heb ik vaker geschreven over levensgewoonten die bijdragen aan een lang, gezond, zinvol, voldoening gevend leven en onderzoekingen die op dit vlak op verschillende plaatsen (met een langere levensverwachting) in de wereld zijn gedaan. Natuurlijk kan hierbij nooit een garantie worden gegeven maar zinvolle, voldoening gevende activiteiten komen in al deze studies als een centraal gegeven naar voren in de "lifestyle" van de meest gezonde bevolkingsgroepen. Ben ik misschien nog net zo gestrest als in mijn werkzame bestaan in de hulpverlening ? Het antwoord op deze vraag is volmondig : nee. Ik probeer activiteit, inspanning en ontspanning in balans te houden en werk zelden langer dan tot half vier 's middags, ik wandel of loop elke dag een half uur tot een uur en ga enkele keren per week naar het fitnesscentrum in plaats van urenlang lui of de bank te liggen of in mijn stoel naar een computerscherm te turen. Gedragsonderzoekers zijn tegenwoordig bijzonder gefocust op het bestuderen van wat mensen gelukkig maakt (en wat niet) gezien de voorspellende waarde van deze bevindingen voor wat betreft gezondheid en langer leven. De factoren die hierbij in het spel zijn, worden steeds beter in kaart gebracht. Zo blijken - wat wij altijd wel gedacht hebben - "Aantrekkelijkheid van de omgeving" en "tijd doorgebracht in de natuur" volgens een recent onderzoek gepubliceerd in "Proceedings of the National Academy of Sciences" nu ook aantoonbaar bij te dragen tot "gelukservaring". Het onderzoeksteam dat hierover publiceerde leidde uit hersenscans af dat in het brein van "natuurwandelaars" minder bloed stroomt naar het hersengebied dat wordt geassocieerd met piekeren... Het artikel inspireerde mij om er weer eens voor enkele dagen op uit te trekken in de prachtige Ecuadoriaanse natuur en aangezien mijn twintigjarige dochter Marisa en mijn achttienjarige zoon Jean-Luc momenteel vakantie hebben na de zware middelbare school- en universiteitsexamenperiode besloten wij om samen naar een niet al te toeristisch, rustig en mooi gelegen plaatsje in het Ecuadoriaanse Andesgebergte te gaan en gedurende twee dagen enkele flinke wandeltochten in de omgeving te plannen. De keuze viel op het stadje Patate, gelegen in de "Vallei van de Eeuwige Lente" aan de voet van de vulkaan Tungurahua en zoals de omschrijving al aangeeft, in het genot van een mild, subtropisch klimaat het gehele jaar door, wat maakt dat deze streek bekend is voor de fruit- en groententeelt (onder andere druiven, mandarijnen, verschillende soorten bessen, avocado's, pompoenen enz.). Ons volgende doel : logies vinden in een rustige en natuurlijke omgeving vond een perfect antwoord in de vorm van een hotelletje met slechts enkele kamers, buiten het dorpscentrum, met een tuin rondom en vanuit alle kamers een prachtig zicht op de bergen. Dit sloot naadloos aan bij onze wensen: bovendien was er geen televisie, alleen 's avonds internet en op een afstand van nauwelijks een kilometer van het dorpscentrum geen bereik meer van het mobiele telefoonnetwerk zodat toen wij incheckten in het hotel wij meteen ook uitcheckten uit de wereld van technologie, verplichtingen, drukte en stress. "La Casta" (zo heet het hotelletje) straalde zelf ook een diepe rust uit. Gedurende de drie dagen dat wij er verbleven waren wij de enige gasten. Gezond uit eten gaan bleek geen probleem want onze gastheer Adrián en zijn vrouw Elsa bereidden elke avond een heerlijke maaltijd met lokale ingrediënten en groenten uit eigen moestuin en Adrián was niet alleen een goed gastheer en onvolprezen kok maar ook een uitstekend toeristische toerleider die ons letterlijk op weg hielp naar de mooiste wandelroutes. Deze maken deel uit van de zogenaamde "Ecoruta Kuri Pishku" die van groot wetenschappelijk belang wordt geacht omwille van de unieke biodiversiteit langs deze route en ook ideaal is voor het observeren van talrijke vogels. Wij hebben van het exploreren van deze streek, het gezang van de vogels in de bomen, de lieflijkheid van het landschap, het imponerende Andes-gebergte, de stilte, het aroma van de vele fruitsoorten en de vriendelijkheid van de lokale bevolking gedurende deze dagen met volle teugen genoten. In mijn schooltijd waren retraites nooit mijn favoriete keuze maar een "retraite" in dit ongerepte stukje Ecuador is de beleving - zoals ik het mij voorstel - van een stukje paradijs op aarde en ideaal om je "gezond leven-principes" enkele dagen een flinke oppepper te geven. De legendarische culturele, ecologische- en bio-diversiteit van Ecuador maakt het land tot een aantrekkelijke en boeiende bestemming voor de vele bezoekers en toeristen maar wie mijn vorig artikeltje "Traditionele gezondheidszorg in Ecuador"gelezen heeft weet dat deze diversiteit zich ook weerspiegelt in de traditionele geneeswijzen zoals die door de inheemse volkeren van generatie op generatie werden doorgegeven. De botanische verscheidenheid van Ecuador geeft aan geneeskrachtige planten een centrale plaats in de traditionele gezondheidszorg. De ontdekking en het gebruik van deze planten gaat ver terug in de pre-colombiaanse geschiedenis en door "trial en error" werd de toepassing hiervan steeds gedifferentieerder. Volgens botanische atlassen gaat het in Ecuador om ruim vijfhonderd verschillende soorten geneeskrachtige planten. Meer dan tweehonderd daarvan komen vrijwel uitsluitend in Ecuador voor, met name in het noorden van het land en in het oosten (Amazonegebied). 215 van deze plantensoorten zijn geregistreerd op grond van bewezen medicinale eigenschappen en worden aangewend bij verschillende ziektebeelden. Zo,n 125 daarvan zijn vrij algemeen bekend en worden vooral als kruiden- en plantengeneesmiddelen in de handel gebracht in de vorm van pillen, tabletten en capsules of anderszins als extracten, in thee en andere dranken, zowel voor binnenlandse consumptie als voor de export. De Ecuadoriaanse Grondwet erkent de natuurgeneeskunde als een legale en legitieme vorm van alternatieve en aanvullende gezondheidszorg en onder president Correa werd in de afgelopen jaren ook aan verschillende universiteiten (o.a. in Guayaquil) de studierichting "natuurgeneeskunde" als zodanig erkend. Ook worden in de reguliere gezondheidscentra regelmatig natuurgeneeskundige middelen ter aanvulling op de gebruikelijke farmacotherapie voorgeschreven. Er bestaan in Ecuador inmiddels 79 door het Ministerie erkende en regelmatig gecontroleerde farmaceutische laboratoria die zich richten op de productie van natuurgeneesmiddelen en volgens recente berichten van het Ministerie zal het aantal geregistreerde middelen de komende jaren alleen maar verder oplopen gezien de toenemende vraag, zowel in binnen- als buitenland naar deze producten. Voor het gemiddelde Ecuadoriaanse gezin is het nooit anders geweest dan dat deze natuurgeneesmiddelen sinds jaar en dag dé basismiddelen zijn in de huisapotheek waar, vooraleer beroep wordt gedaan op de reguliere gezondheidszorg, naar wordt gegrepen bij ongemak of ziekte. Op het platteland kan je zelfs spreken van een "hybride" gezondheidszorg. Voor deze inheemse gemeenschappen is het heel gewoon om in dezelfde week dat men een afspraak heeft met een arts ook bij een traditionele genezer langs te gaan en een behandeling met geneeskrachtige planten en kruiden te starten. De meest gebruikte middelen : Bij maag-darmklachten anti-spasme middelen zoals kamille, lindebloesem (Matricaria recutita), muntsoorten (Menta piperita), als laxatieven tamarinde (Tamarindus indica), ricinusolie (Ricinus communis), bij diarhee middelen zoals guayaba (Pisidium guajava) en tegen parasieten bijvoetbladeren (Estafiate). Verder bij luchtwegeninfecties eucaliptus, Typisch Ecuadoriaans is "katteklauw"(Uña de gato), afkomstig uit het Amazonegebied. Van deze houtachtige plant wordt de stengel in stukjes gesneden en deze worden in water gekookt. Bekend is dat de werkzaamheid van deze plant een breed spectrum heeft en helpt bij allergieklachten, lage weerstand, maagklachten en diabetes. Ook "drakenbloed" (Croton Lechleri-Eurphorbiaceae) wordt geproduceerd op basis van een struik/boom uit het Amazonegebied en dankt zijn naam aan de rode vloeistof die uit de schors komt wanneer deze wordt ingekerfd. Het gebruik van dit middel is zowel uitwendig als inwendig. In het geval van wonden bevordert het bij uitwendig gebruik het genezingsproces en voorkomt infecties, Extracten van dit middel worden bij inwendig gebruik aangewend bij onder andere herpesklachten, huiduitslag, tandvleesontstekingen. Het is één van de meest geproduceerde natuurgeneesmiddelen uit het Amazonegebied. Een aantal van deze geneeskrachtige planten zoals Chuchuhuasu (Maytenus Rkukovii), werkzaam bij reumaklachten, koorts en bronchitis werden ook op grote schaal gebruikt door Kichwa en Shuar indianen als stimulerende middelen bij kou en vermoeidheid. In dit verband kan ook Guayusa (Ilex Guayusa Aquifolaceae) worden vermeld wat al honderden jaren in het Ecuadoriaans Amazonegebied werd gebruikt om bij de jacht en in gevechten de fysieke krachten te verhogen en de concentratie te bevorderen. De Kichwa's drinken nog steeds s'ochtends hun guayusathee welke vergelijkbaar is met de (in Argentinié populaire) yerba mate en wanneer deze thee s'avonds wordt gedronken zou volgens hen het effect eerder relaxerend zijn. Ook naar dit product is de laatste jaren een grote vraag. Het grote voordeel van deze middelen is dat deze zoals de naam aangeeft "natuurlijk" zijn, zonder toegevoegde chemische bestanddelen. De hernieuwde en toenemende belangstelling, óók vanuit de westerse geneeskundige, voor deze middelen valt dan ook alleen maar toe te juichen. Niet alleen is het een erkenning van de waardevolle bijdrage die deze producten leveren aan onze gezondheid en ons welzijn, het is ook een erkenning van de eeuwenoude kennis en wijsheid van de inheemse genezers én een welkome bron van extra inkomsten voor de inheemse bevolkingsgroepen uit het Amazonegebied en het Andesgebergte. Vóór ik mij in 2012 definitief met mijn gezin in Ecuador vestigde, kwam ik regelmatig in Quito. Deze in een langgerekte vallei, te midden van met eeuwige sneeuw bedekte vulkanen gelegen, typisch Zuid-Amerikaanse stad en hoofdstad van Ecuador met zijn mix van koloniale gebouwen, moderne buitenwijken, internationale allure en indiaanse bevolking heeft op mij altijd een bijzondere aantrekkingskracht uitgeoefend. Soms landde ik er met een vlucht vanuit Nederland of Spanje, andere keren nam ik een (toentertijd nog goedkope) binnenlandse vlucht vanuit Guayaquil maar van welke kant je ook kwam, de aanvliegroute naar de luchthaven, midden in het centrum van de stad, had altijd iets spectaculairs en was niet voor niets bij piloten ronduit berucht. Inmiddels beschikt Quito over een gloednieuwe, buiten de stad gelegen luchthaven maar ik moet bekennen dat sinds ik in Ecuador gevestigd ben ik deze links heb laten liggen en de laatste keren dat ik naar Quito ging ) met de bus reisde. Twee weken geleden kwam het er toch weer eens van om Quito met een bezoek te vereren. Aanleiding was het optreden van Bruno Mars volgens mijn dochter een buitengewoon getalenteerde popartiest voor wiens "unieke show" niet minder dan 175 $ moest worden neergeteld. (Waarom ben ik geen popartiest geworden ?). Omdat zij niet graag alleen reisde besloten wij er maar een familie-uitstapje van te maken en weer met de bus te gaan om zodoende op de reiskosten dan toch wat te besparen, in deze tijd van laagconjunctuur en bezuinigingen (in Ecuador) geen overbodige maatregel. Mijn vorige busreis naar Quito herinner ik mij als een bijzonder oncomfortabele lange zit in een aftandse bus met een naar knoflook ruikende chauffeur en reizigers die hun hele hebben en houden leken te hebben mee genomen, tot zelfs manden met kippen en aan de hele rit leek geen einde te komen daar de bus op sommige plaatsen slechts 50 km/uur reed en buiten de reguliere stopplaatsen om de haverklap halt hield om passagiers langs de weg op te pikken. Zowel de wegen als de transportmiddelen zijn er in de afgelopen jaren in Ecuador echter spectaculair op vooruit gegaan dankzij de gigantische leningen van Chinese en andere Aziatische "partners" aan de (vorige) regering . Wij reisden deze keer dan ook in een moderne Chinese dubbeldekker-bus met extra royale beenruimte en comfortabele stoelen en omdat het een directe verbinding Guayaquil-Quito betrof, stonden wij slechts zeven uur later in de met neon verlichte, pas vier jaar oude, in staal en glas opgetrokken busterminal in Quito-Zuid en voelden wij ons nog behoorlijk fit en relaxt. Op dit vroege ochtenduur (7 u) was buiten nog weinig te zien en al helemaal geen vergezicht op het Andesgebergte en de vulkanen die vanaf verschillende plekken in de stad in de verte zichtbaar zijn. Het was nevelig, motregende en het zou tot na de middag duren voor wij de zon zouden zien. Quito is een stad van contrasten en dat geldt ook voor het klimaat, In deze stad, op slechts enkele kilometers van de evenaar gelegen, op een hoogte van 2850 m kunnen de nachten behoorlijk koud zijn. Ook regent het in Quito regelmatig maar de zon schijnt elke dag wel een aantal uren en omstreeks de middag wordt het makkelijk zo'n 25 graden C. Dat een stad waarvan in 1978 het historisch centrum tot cultureel wereldpatrimonium werd verklaard een toeristisch trekpleister is zal geen verwondering wekken. Het historisch centrum bevat een schat aan Spaans-koloniale architectuur in de vorm van kerken, kloosters, paleizen en patriciërswoningen en trekt dagelijks vele duizenden nationale en internationale bezoekers. Behalve het koloniale centrum bestaat Quito ook naar het noorden toe uit een modern en druk gedeelte. Hier vindt je de grote winkelcentra die zo uit Chicago of New York zouden kunnen overgeplaatst zijn, banken, kantorencomplexen en nieuwe woonwijken voor de overwegend rijkere inwoners. Het hotelaanbod in Quito is uitgebreid en door de gespreide ligging van de verschillende wijken in Quito zijn er een aantal hotels waar je vanaf de hoger gelegen verdiepingen bij mooi weer een fraai uitzicht kunt hebben op het omringende gebergte en de vulkanen. De prijzen van deze hotelkamers doen echter niet onder voor hotelprijzen in Europa en in de Verenigde Staten. Voor een land dat zich kenmerkt door een nog steeds laag prijzenniveau zijn er gelukkig budgetvriendelijker opties. Met de taxi zetten wij dan ook koers naar de wijk Santa Clara waar ik steevast bij een verblijf in Quito mijn intrek neem (en nooit meer betaal dan 25 US dollar voor een tweepersoonskamer met uitstekende bedden en een douche). De wijk Santa Clara ligt noordelijk, tegen het centrum aan en heeft via metro en trolleybus uitstekende verbindingen met de rest van de stad. Het is één van de meest authentieke wijken van Quito en ongetwijfeld ook één van de oudste. Reeds lang vóór de komst van de Spanjaarden werd de wijk bewoond door het Quitus indianenvolk en het zou de geboortegrond geweest zijn van Atahualpa die in 1532 in het Amerikaanse continent de eerste onafhankelijkheid van de Inca's tot stand bracht na een hevige strijd tegen de Inca koning Huascar. Atahualpa's triomf zou echter slechts enkele maanden duren want in 1533 viel hij in handen van de Spaanse conquistadores. Uiteraard waren het de Spanjaarden die de wijk vernoemden naar de Heilige (Santa) Clara doch de inwoners bleven eeuwenlang een hechte indianengemeenschap vormen met een aparte cultuur. Dit gevoel van intieme verbondenheid en eigenheid vindt je in de wijk tot op de dag van vandaag terug. Met zijn smalle, met klinkers geplaveide straatjes lijkt Santa Clara een dorp midden in de stad maar toch bevindt de grootste universiteit van het land zich op loopafstand en raast het chaotische verkeer over de Amazonas-boulevard op vijf minuten hier vandaan. In de wijk vond je altijd al vele levensmiddelenzaakjes, kleermakers, en andere ambachtslieden maar het viel mij op hoeveel internationaler de uitstraling is geworden. Wij namen elke dag een heerlijk ontbijt met diverse belegde broodjes, koffie en vers bessensap in een Colombiaanse bakkerszaak. In het straatbeeld vielen ons de vele Venezolanen op die op de vlucht voor de "weldaden" van het socialisme in hun thuisland in Quito brood, onderdak en gastvrijheid vonden. Ook de vele buitenlandse, vooral goedkope Pakistaanse en Libanese eettentjes, hebben een duidelijke stempel op de wijk gedrukt en lijken vooral bij de studentenbevolking van de wijk mateloos populair. Gedurende drie dagen hebben wij heen en weer gependeld tussen het traditionele en gemoedelijke Santa Clara en de drukte van het dynamische Quito : het oude centrum is en blijft een uniek openluchtmuseum en zou kunnen doorgaan voor een Spaanse stad uit de 16de eeuw als je niet zou letten op de vele foto's schietende toeristen, de eetstalletjes in de straten, de verkopers van chocolade, ijs en andere lokale specialiteiten. Na ook nog eens uitgebreid de tijd genomen te hebben voor een (tot dusver er bij ingeschoten) bezoek aan de kerk van de Cie. de Jezus, dat prachtige staaltje van barokke kunst dat er op afbeeldingen, met het vele bladgoud op de muren, pilaren en het altaar altijd zo overdone uit ziet, kwamen wij bij binnenkomst toch onder de indruk van deze uiting van religieuze exuberantie : zo moeten de Spanjaarden zich de ingang van de hemel hebben voorgesteld. Verder maakten wij ook gebruik van de gelegenheid om onder leiding van een professionele gids in een groepje van (slechts) zes personen een rondleiding te ontvangen in het presidentieel paleis annex museum van de Grondwet wat een interessante en leerrijke ervaring was. Een zaal gewijd aan de tentoonstelling van de cadeaus en de vele eredoctoraten van de veelbesproken voorganger van de huidige president is echter wel wat veel van het goede en een grotesk voorbeeld van narcisme en personencultus door zijn aanhangers. Toen ik op de dag van ons vertrek 's morgens het raam van onze hotelkamer opende, ademde ik de ijle berglucht in en zag ik eindelijk de wolkenslierten die over de daken, zo dichtbij kwamen dat je ze bijna zou kunnen aanraken, En het klokje van de Santa Clara-kerk dat begon te beieren riep de herinnering op aan mijn kindertijd in een klein Belgisch stadje. Op straat spoedden kantoorbedienden zich naar hun werk, huismoeders met een tas in de hand gingen naar de markt en de eerste groepjes studenten op weg naar de universiteit. Alsof de klok vijftig jaar teruggezet werd, zo leek het mij. Als ik een wens mag uitspreken : Laat Quito niet te veel veranderen en laat vooral een traditionele buurt als Santa Clara intact blijven... nNa langere tijd de stad niet te zijn uit geweest vond ik het wel weer tijd om er eens een paar dagen op uit te trekken. En wat was een betere gelegenheid dan het bezoek van een oud-collega uit Nederland om ons rugzakje te pakken en af te reizen naar het Andesgebergte, meer bepaald naar Quilotoa, vlakbij één van de zeventig vulkanen die Ecuador rijk is. Verscholen in het Ecuadoriaans Midden-Andesgebied is dit waarschijnlijk één van de mooiste plekjes van Ecuador dat nog nauwelijks door het toerisme is ontdekt. Twee dagen na aankomst van mijn vriend, die inmiddels de gebruikelijke jetlag klachten alweer enigszins te boven was, bevonden wij ons dus welgemoed op weg naar het moderne busstation annex winkelcentrum van Guayaquil van waaruit dagelijks honderden bussen naar alle mogelijke binnenlandse en zelfs buitenlandse bestemmingen vertrekken. Er gaat een rechtstreekse bus richting Latacunga, het stadje waar je langs moet om verder te reizen naar Quilotoa. Deze bus doet ruim negen uren over dit traject. Maar wij besloten het rustiger aan te doen en in twee dagen te reizen met een overnachting in Riobamba, de provinciehoofdstad van Chimborazo en een niet onbelangrijk commercieel centrum op het knooppunt van wegen tussen Guayaquil en Quito. Na het kopen van de tickets (9 $ !) konden wij vrijwel meteen instappen in een moderne, van airconditioning voorziene bus en lieten wij het snikhete en drukke Guayaquil achter ons om na urenlang tussen de bananenplantages te hebben gereden, langzaam maar zeker het tropische landschap naar de achtergrond te zien verdwijnen en naar een (ruim 2500 m) hoger gelegen gebied te klimmen. Ik heb hier reeds vaker opgemerkt dat Ecuador een grote verscheidenheid aan ecosystemen heeft, maar het is onvoorstelbaar hoe divers landschappen en klimaten zijn op een relatief zo korte afstand van elkaar. De wegen naar het Andesgebergte zijn tegenwoordig in goede staat. Weliswaar is het winter(regen)seizoen minder geschikt om te reizen vanwege het gevaar van modderstromen die van het gebergte afkomen en de wegen onberijdbaar en/of hoogst gevaarlijk kunnen maken. Een in uitstekende staat verkerend voertuig en goede stuurmanskunst van de chauffeur zijn vereist want de weg is bochtig, soms erg kronkelig en smal en gaat langs diepe ravijnen, doorheen regelmatig opdoemende mist- en nevelbanken. Persoonlijk vertrouw ik dan ook liever op een doorgewinterde buschauffeur die dit traject dagelijks rijdt dan mijn 35 jaar oude Lada jeep van stal te halen en zelf te rijden. De laatste veertig, vijftig kilometers van het traject, vanaf Alausí tot Riobamba zijn de mooiste. De vergezichten op de Andes met de typisch dambordvormig begroeide hellingen die je hier aan je busraampje voorbij ziet trekken zijnbepaald majestueus. In Riobamba is niet veel te doen en te beleven. Het is een typisch doorreisstadje. Dat het toch een toeristisch trekpleister is, komt doordat het één van de weinige Ecuadoriaanse steden is met een treinstation. Vanaf dit treinstation vertrekt drie keer per week een stoomtrein naar het "Nariz del diablo" gebied. Deze "duivelsneus" is een vorm in de gele rotsen waar met enige fantasie het neusprofiel van een akelige man is te ontdekken en het gebied is omgeven door een mysterieus aandoend, woestijnachtig berggebied waar de trein doorheen zigzagt. De trein rijdt door Cajabamba en verder langs de Coltameren en het dorpje Guamote naar het hooggelegen Alausí, een juweeltje in de Andes waar vooral lange afstandswandelaars worden aangetrokken door de vele wandelroutes. Op zaterdag hoef je je echter in Riobamba niet te vervelen want het centrum wordt dan, zoals ook in het nabije Guamote herschapen in een grote inheemse markt waar uit de omliggende dorpen met de truck, te paard of op een ezel duizenden mensen op afkomen. De attractie is dan niet zozeer de koopwaar, variërend van handgeweven kleden, goedkope kleding, plastic (nep)merksportschoenen uit China, groenten, fruit en zelfs lama's maar het kleurrijke schouwspel van de vaak nog in traditionele kleding gehulde inheemse bevolking. Na een vorstelijk ontbijt in het meer dan honderdjarige,in koloniale stijl opgetrokken hotel "Monte Carlo"(waar wij na het nodige afdingen 17 $ p.p. betaalden voor een suite !) reisden wij de volgende dag met de bus, ook weer via een hele mooie Andesroute naar Latacunga, onze laatste pleisterplaats op weg naar Quilotoa. Zoals in de meeste Ecuadoriaanse steden het geval is zijn de inwoners van Latacunga bijzonder trots op het culturele patrimonium van hun stad (voornamelijk bestaande uit een aantal meer dan honderd jaar oude "koloniale" huizen in het centrum) maar zelf vond ik Latacunga (dat ik tot dusver niet kende) een koud, commercieel stadje zonder enige charme. Het enige voordeel van het plaatsje is wellicht dat het een noodzakelijke uitvalsbasis is naar Quilotoa. Na een hotelletje gezocht te hebben (het viel bij nader inzien wat tegen aangezien het wat stoffig en aftands oogde) hebben wij in het stadje nog wat rondgelopen in afwachting van de volgende dag de laatste etappe van onze tocht aan te vangen, namelijk naar de lagune van de Quilotoa. Deze bestemming is eigenlijk een onderdeel van een ruim 80 km lang uitgezette wandelroute rondom de krater van de vulkaan Quilotoa en omvat ongeveer 12 km lange etappes naar de dorpjes Saquisilís, Sigilios, Zumbagua, Tigua en Pujili, stuk voor stuk authentieke inheemse dorpjes. Onderling zijn deze dorpjes verbonden door openbaar vervoer. Dit is echter zeer beperkt en erg onregelmatig. Ook de hotelinfrastructuur in dit gebied is gebrekkig, Het avontuur van een dergelijke vierdaagse wandeltocht is beslist een aantrekkelijk perspectief maar was helaas voor ons wegens tijdgebrek geen optie. Omdat wij echter ook niet voor een georganiseerde toer wilden inschrijven was het alternatief om zelf vervoer en een gids te regelen. Dat was geen probleem : de hotelreceptioniste bracht ons in contact met een kennis, Juan die ons voor 40 $ wel met zijn Toyota SUV naar Quilotoa (en terug) wilde brengen. Het bleek geen slechte keuze want Juan, onze gids-chauffeur was een gemoedelijke en spraakzame man die ons tijdens de 78 km lange autorit, zigzaggend over geasfalteerde maar o zo bochtige wegen, allerlei wetenswaardigheden over het gebied wist te vertellen. De autorit voerde langs verschillende dorpjes van het hiervoor genoemde wandelcircuit en leverde adembenemende vergezichten op zoals op de foto's die wij maakten te zien is. In de dorpjes zelf leek de tijd stil te hebben gestaan. De inheemse bevolking maakt jammer genoeg niet altijd een erg hartelijke indruk. Zo vragen zij voor het maken van een foto meestal geld. Dit mochten wij ook ervaren toen wij een foto maakten van een herder met zijn kudde schapen die ons vanaf een behoorlijke afstand de huid vol schold. Van onze gids begreep ik dat de lokale bevolking ook regelmatig de wegwijzers van de wandelroutes verwijdert. Het is duidelijk dat hier nog een taak ligt weggelegd voor de overheidsvoorlichters en toerismepromotoren maar ook voor een politiek van sociale promotie. Er kan geen twijfel over bestaan dat het absolute hoogtepunt van de tocht de lagune van Quilotoa is . Het is een unieke ervaring om op een hoogte van 4.000 m dit natuurfenomeen te bewonderen ! Je zou het kunnen vergelijken met vanaf een balkon een mooi landschap bekijken maar deze ervaring in het kwadraat ! Met een diameter van 3 km en een diepte van 240 m werd deze lagune gevormd en vulde zich met water nadat achthonderd jaar geleden als gevolg van een zeer krachtige uitbarsting de kratertop werd weggeblazen. De in het water aanwezige mineralen nemen onder invloed van het dag/zonlicht wisselende kleuren aan met tonen van turkoois tot groen en blauw. Naarmate je enige tijd dit beeld in je opneemt daalt een gevoel van kalmte en sereniteit in je neer. Was het niet Italo Colvino die schreef : "Alles tendeert uiteindelijk naar kalmte : orkanen, aardbevingen en vulkaanuitbarstingen...". De afdaling naar de rand van het meer neemt via een steil, zanderig pad ongeveer een half uur in beslag. De weg terug (klimmend op deze hoogte !) is echter bepaald geen sinecure. Met de nodige rustpauzes (om de drie, vier stappen) kost het je gauw drie, vier keer zoveel tijd... en moeite. Voor hen die de inspanning niet meer kunnen opbrengen is er de mogelijkheid om de klim terug gezeten op een paard of muilezel te doen. De (wél heel vriendelijke) leden van de indiaanse gemeenschap van Quilotoa verhuren deze voor 10 $. Zij verhuren ook kleine bungalows (weliswaar zonder veel comfort) vlakbij en verzorgen ook een prima maaltijd in het restaurant bij de ingang. Al met was de Quilotoa lagune een onvergetelijk einde van dit driedaagse uitstapje in het Ecuadoriaanse Andesgebied. Sedert april jongstleden heeft Ecuador een nieuwe regering. De flamboyante linkse Rafael Correa werd opgevolgd door de door hem als kandidaat president aangewezen partijgenoot/ex-vicepresident Lenin Moreno en Allianza Pais (de voormalige regeringspartij) is een nieuwe regeerperiode in gegaan.. Verkiezingen zijn in Ecuador erg gepolitiseerd en polariserend. En Ecuadorianen wantrouwen verkiezingen. Deze voorbije verkiezingen maakten hierop geen uitzondering en de uitslag - in het nadeel van de liberale bankier Guillermo Lasso - werd dan ook al meteen betwist wegens veronderstelde stembusfraude. Dit belette niet dat de nieuw verkozen president voortvarend uit de startblokken kwam en in overeenstemming met zijn gemoedelijk en verzoenend karakter de oppositiepartijen en specifieke groeperingen in de samenleving alvast uitnodigde met hem in dialoog te gaan. Dialoog zou het speerpunt worden van zijn beleid kondigde hij aan.. Een opmerkelijke breuk met het verleden waarin een conflictmodel centraal stond en waar staatspropaganda, repressief optreden en gerechtelijke vervolging van tegenstanders voor consolidatie van het politiek systeem moesten zorgden. En een complete metamorfose van een president bij wie gedurende zijn verkiezingscampagne niets liet vermoeden dat hij zou afwijken van de ideologische koers van zijn voorganger, Vergeet dus maar het idee van "wittebroodsweken" waar alles tussen partijgenoten in een nieuwe regering koek en ei is want Moreno had zijn inaugurale rede amper uitgesproken of ex-president Correa noemde hem al een middelmatige figuur die het legaat van de "Burgerrevolutie" verraadde door zijn oren te laten hangen naar de oppositie en allerlei belangengroepen die traditioneel het volk hadden voorgelogen. Binnen Allianza Pais liepen de spanningen op en ontstonden tegenstellingen tussen partijleden die onvoorwaardelijk trouw zijn aan Correa en zij die zich achter Lenin Moreno scharen. Maar bij de publieke opinie valt Moreno zonder meer in de smaak want sinds zijn aantreden is zijn populariteit aleen maar stijgende zoals blijkt uit opeenvolgende enquêtes. Nu kun je de Ecuadoriaanse politiek in het algemeen niet verwijten dat die saai is. Zuiders temperament en een volksaard die garant staan voor onverwachte improvisaties en impulsieve initiatieven zorgen altijd wel voor leven in de brouwerij maar inmiddels volgen de gebeurtenissen elkaar in een zo rap tempo op dat 's lands politiek zo langzamerhand op een spannende soap begint te lijken. Laat ik een beknopt overzichtje geven van wat voor problemen zich recent zoal hebben aangediend. Moreno was amper een week president of hij nodigde Correa's aartsrivaal Abdalá Bucarám, die als afgezet president twintig jaar in ballingschap verbleef uit om naar Ecuador te komen. In juni verleende hij amnestie aan een aantal Indiaanse activisten die na een betoging tegen het regime wegens "terrorisme" waren veroordeeld en gevangen gezet en ook kondigde hij aan de door de vorige regering aangenomen wet die de persvrijheid "reguleert" (en volgens critici de vrije meningsuiting aan banden legt) te zullen herzien. En passant besloot Moreno verder de invoering van het elektronisch geld aan de private bankensector over te dragen in plaats van de Centrale Bank hiermee te belasten, een heikel punt waar de vorige regering zwaar aan tilde maar waar (terecht) de nodige kanttekeningen bij konden worden geplaatst want het zou zo maar kunnen dat een armlastig land in de verleiding komt om tot digitale geldcreatie over te gaan zonder dat daar klinkende munt of andere equivalente activa tegenover staan. Begin augustus beschuldigde iemand anders in een open brief Moreno van "verraad aan de idealen van de socialistische burgerrevolutie, namelijk vice-president Jorge Glas. Dat was meteen ook zijn laatste actie in functie want de volgende dag werd hij door Moreno aan de kant gezet hoewel hij formeel als vice-president niet kan ontslagen worden daar hij verkozen is en derhalve politieke onschendbaarheid geniet. Glas is trouwens een zeer omstreden figuur in verband met zijn mogelijke aandeel in een omvangrijke smeergeldaffaire waarbij door de Braziliaanse multinational Odebrecht ruim 33 miljoen dollar aan Ecuadoriaanse ambtenaren werd betaald in ruil voor openbare werken-contracten. Zelf beweert hij onschuldig te zijn maar er loopt nu inmiddels wel een gerechtelijk onderzoek die de (vele) aanwijzingen voor zijn betrokkenheid op hun merites moet beoordelen. Corruptie is helaas een wijd verbreid fenomeen, met name ook in Ecuador en in de afgelopen regeerperiode lijkt deze corruptie alleen maar toegenomen. De kwestie "Odebrecht" die overigens aan het licht is gekomen door toedoen van de Amerikaanse justitie, lijkt slechts het topje van de spreekwoordelijke ijsberg. In de dagelijkse politieke actualiteitenprogramma's op de Ecuadoriaanse televisie kreeg corruptie en wanbeheer in de voorbije maanden een prominente rol toebedeeld wellicht omdat er nu openlijker over gesproken kan worden en de realiteit van de afgelopen tien jaren niet langer kan worden verdoezeld. Elke dag passeren wel nieuwe feiten de revue, worden nieuwe namen van bestuurders en hogere overheidsfunctionarissen genoemd en de bedragen die hiermee gemoeid zijn lopen in de duizenden miljoenen dollars... Moreno noemde het letterlijk "een maffia die aan het werk is geweest" en je zou je inderdaad als je het op het televisiescherm langs ziet komen, eerder in een goedkope politiefilm wanen dan dat je een politiek actualiteitenprogramma bekijkt. In tegenstelling tot Correa gaf Moreno nu ook openlijk toe dat de economische problemen in Ecuador ernstig zijn, dat de vorige regering onverantwoord hoge overheidsschulden is aangegaan en het land zich nu in een economische crisis bevindt. De jaarlijkse aflossingen en rentes op de staatschuld zijn het equivalent van de jaarbegrotingen van defensie, zorg en onderwijs samen ! Er was geen "economisch mirakel" zoals men de bevolking wilde laten geloven, met economische groeicijfers die in de afgelopen jaren hoger waren dan die van buurlanden zoals Peru en Colombia. Zelf heb ik aan die economische succesverhalen nooit zoveel geloof gehecht. Een beetje gezond verstand en enige ervaring met prijsvorming en speculatie op de internationale markten was voldoende om te begrijpen dat tegen de achtergrond van een mondiale crisis met interveniërende centrale banken prijsinflatie in de hand gewerkt werd welke in de hogere petroleumprijzen tot uitdrukking kwam. Maar de Ecuadoriaanse regering verkeerde in een toestand van euforie en overmoed en was ervan overtuigd dat de "boom" tot in lengte van jaren zou duren. Men ging als een gek lenen om te investeren in infrastructuur, in nuttige openbare werken zoals wegen, bruggen, scholen en ziekenhuizen maar ook in overbodige, te hoog geprijsde prestige-bouwprojecten... Met een overheid als investeerder en bouwpromotor leidde dit al gauw tot een aan "obesitas", inefficiëntie en corruptie lijdende overheid en wacht het land dus nu, aan het eind van de cyclus een economische recessie. Waar het nu om gaat is aan deze economische crisis het hoofd te bieden en de democratie te restaureren zodat investeerders en burgers in het algemeen weer vertrouwen in de overheid en in hun toekomst kunnen krijgen. Van een uitdaging gesproken ! Als hij hier in slaagt zou Moreno een groot staatsman in de geschiedenis van Ecuador kunnen worden maar hij heeft geen tijd te verliezen. In het vorige blogartikel over "reisliteratuur" had ik het onder meer over Moritz Thomsen wiens kronieken over zijn verblijf in Ecuador ("Living poor" en "The farm on the river Emerald" een bijzondere plaats innemen in de (overigens niet zo overvloedige) reisliteratuur over Ecuador. Thomsen schreef niet alleen over Ecuador maar woonde en werkte hier ook en overleed in 1991 in Guayaquil, de tropische Ecuadoriaanse havenstad waarmee hij, overeenkomstig zijn contradictorische aard een haat-liefde verhouding had (in zijn eigen woorden" Guayaquil : het hol van de kont van Zuid-Amerika"). Hoewel nauwelijks bekend, verdient deze auteur het absoluut om (her)ontdekt te worden. Zijn werk graaft dieper in de Ecuadoriaanse cultuur en samenleving dan dat van de doorsnee reisboekenschrijvers en zijn gedetailleerde en levendige beschrijving van het leven in een afgelegen Ecuadoriaans vissersdorp zou voor het verslag van een antropologische veldstudie kunnen doorgaan ware het niet dat de elegante en sensitieve stijl van dit proza aan Hemingway en Proust doet denken en er geen twijfel over laat bestaan dat wij hier met een schrijver van formaat te maken hebben. Zelf heb ik met meer dan gewone belangstelling de hiervoor genoemde boeken gelezen. Immers omdat ook ik in Ecuador woon en werk sinds 2012 zijn veel ervaringen, voldoeningen en frustraties welke Thomsen beschreef nog steeds herkenbaar : de aanvankelijke cultuurshock, de klassenmaatschappij in Ecuador, het deprimerende klimaat in het Andes-gebergte, de rivaliteit tussen Quito en Guayaquil., het frequente uitvallen van water- en energievoorziening, het excessieve alcoholgebruik en de feesten die enige afleiding brengen in het monotone leven in het leven van een dorpsgemeenschap ... Ook als mens intrigeert en inspireert Moritz Thomsen. Als erfgenaam van een zeer gefortuneerde familie (zijn grootvader had miljoenen verdiend in de graanhandel en bezat een groot gedeelte van Acapulco) voelde hij zich, tot ergernis van zijn vader meer aangetrokken tot de klassieke muziek en literatuur dan tot het zakenleven. Maar na een niet voltooide studie literatuurwetenschap en journalistiek begon hij een varkensteeltbedrijf in plaats van bij zijn vader in de graanhandel te gaan. Overigens was hij wel een aparte varkensboer. Hij liet een destijds peperdure hifi -installatie aanbrengen in zijn varkensstallen zodat zijn varkens Shostakovitch en Berlioz en Ravel konden beluisteren en het verhaal ging ook dat hij zijn favoriete varkens in zijn badkamer liet douchen. Thomsen's weinig zakelijke aanleg leidde uiteindelijk in 1965 tot een faillissement en zijn beslissing om de "American way of life" de rug toe te keren en een vrijwilligerscontract met The American Peace Corps aan te gaan om als landbouwspecialist uitgestuurd te worden naar Ecuador. Zo werd een kustplaatsje in Ecuador (Rio Verde) met een arme bevolking die leefde van visvangst en landbouw het kader van zijn verdere leven en werk. In "Living poor" beschrijft Thomsen uitgebreid hoe hij aanvankelijk probeerde zich, zoals hij het zelf noemt "naively and emotionally" zo goed mogelijk aan te passen aan zijn nieuwe leefomgeving en hoe hij zich met tomeloze energie inzette om de, hoofdzakelijk zwarte dorpsbevolking - zoals hem dat in Peace Corps opleiding geleerd was- tot zelfwerkzaamheid te brengen om van deze arme vissers succesvolle kippenboeren te maken... Echter, al zijn projecten mislukten. Gebrek aan fondsen, onverschilligheid van de overheidsinstanties, corruptie maar ook onwil, of beter gezegd weerstand van de plaatselijke bevolking tegen elke vorm van verandering bleken (te) hardnekkige tegenkrachten voor het aanvankelijke elan van deze gemotiveerde Amerikaanse Peace Corps-vrijwilliger. Aan het eind van zijn verhaal krijg je de indruk dat Thomsen in feite nooit helemaal in Ecuador geïntegreerd is en verder af staat van zijn dorpsgenoten dan in het begin. Hij reageert met ongeduld als de zaken niet lopen zoals verwacht, hij ergert zich aan de "stupiditeit" van zijn leerlingen, kampt met depressieve klachten en vraagt zich uiteindelijk af of hij niet voornamelijk naar Ecuador was gekomen om materiaal te hebben om over te schrijven.... In het dorp was er welgeteld één gezin dat positief reageerde en zich zijn bemoeienissen graag liet aanleunen : Ramón, zijn vrouw Esther en hun beide jonge kinderen Ramoncito en Martita.. Met dit gezin onderhield Thomsen een jarenlange vriendschap en nadat zijn vierjarig dienstverband met het Peace Corps eindigde ging hij alleen nog voor een korte terug naar Californië om geld bij elkaar te sprokkelen voor een eigen landbouwbedrijf dat hij samen met Ramón in Rio Verde opzette.. Thomsen was ongetwijfeld een (veel) betere schrijver dan een "landbouwspecialist" want ook deze onderneming zou door hem niet tot een goed einde worden gebracht. Zakelijke meningsverschillen met zijn compagnon brachten een verwijdering tussen beiden teweeg. Thomsen moest met lede ogen aanzien hoe Ramón steeds meer in de greep kwam van wat aanvankelijk de hefboom was naar zijn maatschappelijk succes, namelijk geld en macht, beide door Thomsen verafschuwd. In feite werd Thomsen door Ramón uit zijn eigen bedrijf gezet en zag hij zich gedwongen om dan maar zelf met een eigen landbouwbedrijfje in de buurt verder te gaan. Het ontroerend relaas van deze gebeurtenissen, afgewisseld met reflecties over onderontwikkeling en armoede is onderwerp van zijn boek "The farm on the river Emerald". Armoede en de impact daarvan : pessimisme, fatalisme en uitzichtloosheid zijn hoofdthema's in Thomsen's werk maar worden nooit geromantiseerd. Ik ken echter geen auteur die over dit onderwerp zo indringend geschreven heeft. Aan de hand van Thomsen's reflecties wordt duidelijk dat armoede in Zuid-Amerika om veel meer gaat dan alleen onvoldoende geld hebben of werkloos zijn. Het is bijgeloof, ziekte, slechte voeding, onwetendheid, cultuur, fatalisme, de gezinsstructuur, angst, jaloezie... In "Living poor" verwoordt Thomsen's het als volgt : "Living poor is like being sentenced tot exist in a stormy sea in a battered canoe, requiring all your strength, simply to keep offloat; there is never any question of reaching a destination. True poverty is a state of perpetual crisis, and one wave, just a little bigger or coming from an unexpected direction can and usually does wreck things". Als gevolg van zijn jarenlange rookverslaving ontwikkelde Thomsen een ernstige vorm van longemphyseem en vertrok hij om gezondheidsredenen uiteindelijk uit Rio Verde om zich in Quito te vestigen waar hij onder Amerikaanse ex-pats wel enige bekendheid genoot toen zijn boeken in Engeland en in de Vereinigde Staten werden uitgegeven. Ecuador had echter nauwelijks belangstelling voor hem. Waarschijnlijk wist men niet goed raad met een onverzorgd uitziende, rebelse "gringo" die in het Engels schreef en uitgegeven werd, afkomstig uit een miljonairs milieu doch levend in armoedige omstandigheden, afkerig van literaire salons en contacten met de betere kringen" die bovendien schreef over de zwarte bevolking waar op werd neergekeken. Omdat hij vanwege zijn longklachten niet langer in het op 2.800 m hoogte gelegen Quito kon blijven wonen, verhuisde Thomsen naar Guayaquil waar hij een appartementje (drie hoog, zonder lift) betrok en nauwelijks nog naar buiten kwam.. Hij stierf, vereenzaamd en behept met een ernstig longfalen na een opname van enkele dagen in het staatsziekenhuis. Echter niet de emphyseem maar cholera, een "armoede- ziekte" die relatief eenvoudig te behandelen zou zijn geweest, was zijn feitelijke doodsoorzaak. Persoonlijk had ik Thomsen graag leren kennen want ondanks het cynisme en zijn soms wat harde en (bevooroordeelde) uitspraken zijn er in zijn boeken ook vele passages die ontroeren en zijn warme menselijkheid en empathie verraden. Het is een vreemd idee dat een schrijver met wie je je verwant voelt en wiens werk je raakt inmiddels al jaren overleden is en er zelfs geen grafzerk is op de stedelijke begraafplaats is die aan zijn bestaan herinnert. Het dorpje Rio Verde (provincie Esmeraldas) bestaat nog steeds en is zoals vele andere tientallen dorpjes aan de kust tot op de dag van vandaag een armoedig en achtergebleven, decennialang door de overheid verwaarloosd plaatsje met eenvoudige huisjes, sommige met bakstenen gebouwd, andere van hout en riet. Met zijn ongeplaveide straten: in het regenseizoen een modderpoel en in de zomer vol opwaaiend zand en stof geeft Rio Verde een pittoreske maar ook wat haveloze indruk. De inwoners leven nog steeds voornamelijk van de visvangst en bewerken de schamele landbouwgrond nog vrijwel op dezelfde manier als hun ouders en grootouders deden. En ook de tropische jungle-vegetatie die het dorp omringt en het langgerekte, breed strand zijn nog niet veranderd en nog steeds prachtig. De meeste reizigers voelen zich tot Ecuador aangetrokken omwille van het Andesgebergte, het Amazonegebied of de Galapagos eilanden. Deze regio's, hoe verschillend ook, hebben met elkaar gemeen dat zij een unieke en fenomenale natuur herbergen. Niet voor niets staat Ecuador op wereldniveau aan de top voor wat betreft de natuurlijke biodiversiteit. Grote delen van het land zijn nog onaangetast en nauwelijks door het toerisme ontdekt. Avontuurlijk ingestelde reizigers komen in Ecuador dan ook ruimschoots aan hun trekken. De mogelijkheden zijn legio. Aan de kust vindt je uitgestrekte witte stranden met slechts enkele vissershuisjes, je kunt, onder begeleiding van een ervaren gids, trektochten maken door de jungle in gebieden die enkele decennia geleden nog compleet onontwikkeld waren en in de dorpjes in het binnenland tref je nog de authentieke inheemse indiaanse cultuur aan. Desondanks zijn er in de loop der jaren slechts weinig reisdagboeken en verhalen over reizen in Ecuador geschreven en zelfs in de legendarische uitgebreide reeks Baedeker reisgidsen van vóór 1945 vinden wij Ecuador niet terug. Een bij de meesten wel bekende Ecuador-reiziger/schrijver is natuurlijk Charles Darwin (1809-1882) die als onderdeel van zijn wereldreis en expeditie met de Beagle de Galapagos eilanden aandeed. De gevarieerde flora en fauna die hij op deze eilandengroep bestudeerde ligt aan de oorsprong van zijn evolutietheorie. Toch was Darwin niet de eerste wetenschapper die over zijn ontdekkingen in Ecuador heeft geschreven. Charles-Marie de la Condamine (1701-1774) en Pierre Bouguet (1698-1758), twee Franse biologen gingen Darwin voor op hun reizen door Ecuador tussen 1705 en 1744 en publiceerden bij hun terugkeer een grote hoeveelheid botanische en zoölogische bevindingen. De strijd met de woeste natuur en het avontuur in het oerwoud is een regelmatig terugkerend thema in de (weliswaar schaarse) Ecuadoriaanse reisliteratuur, Een goed voorbeeld daarvan is het werk van Alexander von Humboldt (1769-1850) wiens exploraties op Ecuadoriaanse bodem met name Darwins reizen sterk hebben beïnvloed. Ecuadoriaanse geschiedenishandboeken vermelden ook de Engelse ontdekkingsreizigers Alfred Simson en Edward Whymper die omstreeks 1880 Ecuador bezochten en in wiens reisverslagen opnieuw tropisch natuurgeweld, ziekten en vijandige indianenstammen een centrale plaats innamen. Het werk van deze schrijvers lijkt echter in de vergetelheid beland want toen ik in Guayaquil op onderzoek uitging kon ik - althans in de openbare bibliotheken - geen spoor van deze reisdagboeken terug vinden. Jaren geleden kocht ik zelf in een tweedehands boekenwinkeltje in de binnenstad van Quito een boekje, gebonden in een ouderwetse linnen omslag, met als titel "Ecuador". Dit bleek het in het Spaans vertaalde "Equateur, un journal de voyage" van Henri Michaux, oorspronkelijk verschenen in 1929. Ik had het boekje in mijn boekenkast staan maar verder nooit meer ingezien. Toen ik er echter enkele maanden geleden in begon te lezen boeide het mij van het begin tot het einde. Henri Michaux (1899-1984) was een Belgische surrealistische schilder en dichter en maakte in 1928 een reis door het Ecuadoriaanse Andesgebergte en het Amazone-gebied. Ook in dit reisverslag komen de ongemakken (een "understatement") van het reizen in Ecuador ruimschoots aan bod : de hitte, de regen, de modder, spinnen, tropische ziekten, muggen, noem maar op, Michaux moppert aan een stuk door over al deze verschrikkingen zodat je je gaat afvragen waarom de man die ook nog aan een hartziekte en een leverkwaal leed in hemelsnaam aan zo'n reis begonnen is. Misschien geeft hij zelf het antwoord want aan het eind komt hij tot het besluit "Ik wist niet dat ik zo gehecht was aan mijn land (België), maar weet je, die wind ! ". De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat zijn reisdagboek subliem geschreven . Op een heel persoonlijke, subjectieve manier reageert hij op alle indrukken die hij opdoet en hij wisselt zijn observaties af met hoogst originele notities (al of niet onder de invloed van mescaline en de "goddelijke" drug ayahuasca die hij via inheemse indianen in de jungle leerde kennen). Zijn beschrijvingen van de overweldigende natuur zijn helder en beeldend en geven een goede indruk van hoe het was om rond te reizen in een tijd waarin grote gebieden van Ecuador nog niet in kaart waren gebracht, hele volksstammen nog niet waren "gecontacteerd" en reizen ongetwijfeld een barre en gevaarlijke onderneming moet zijn geweest. Er was destijds al wel een spoorweg in Ecuador (die Quito met Guayaquil verbond) maar in het binnenland waren nauwelijks verharde wegen en vervoer vond plaats te voet, met kar en paard, of met muilezels en kano's. Het beeld wat uit het boekje oprijst is dat van een blanke, gecultiveerde Europeaan tegenover een natuur die hij bewondert maar ook verafschuwt en tegenover barbaren die hij niet begrijpt maar exotisch vindt. Het deed mij onwillekeurig terugdenken aan mijn lagere schooltijd en de plaatsjes van "onze kolonie" (Belgisch Congo) in de geschiedenisboekjes met afbeeldingen van missionarissen en regeringsfunctionarissen, respectievelijk wit gerokt of gekleed in een wit pak met tropenhelmen op het hoofd, onvermijdelijk poserend naast enkele halfnaakte inboorlingen en een rieten hut op de achtergrond. Over zijn contacten met Ecuadorianen schrijft Michaux niet al te veel hoewel hem wel opviel dat zij "vrolijk en vrijgevig" waren. Het spreekt voor zich dat anno 2017 "Equateur" alleen historisch nog relevant is en bol staat van koloniale vooroordelen maar - nogmaals - vanuit het perspectief van het persoonlijk beleven van de schrijver en omwille van de schrijfstijl is het zeker nog de moeite van het lezen waard. Over Ecuador zijn verder in de afgelopen decennia verschillende mooie fotoboeken verschenen waarbij met name de mysterieuze charme van de Galapagos eilanden een bron van inspiratie was. Reisboekenschrijvers die nadrukkelijk focusten op de inwoners van Ecuador in plaats van op de hen omringende wondermooie natuur zijn weinig voorhanden.. Ik zou er hier wel enkelen willen vermelden met wiens werk ik bekend ben, zoals Tom Miller, Paul Theroux en Moritz Thomsen, Amerikanen die in verschillende perioden en op verschillende plaatsen in Ecuador verbleven en met elkaar gemeen hebben dat zij bijzonder levendig over hun contacten met de plaatselijke bevolking schreven. Voor reizigers die Ecuador willen bezoeken en/of zich wat meer in de cultuur van het land willen verdiepen zijn de boeken van deze auteurs (voor zover nog verkrijgbaar) zeker aan te bevelen. Miller bezocht Ecuador begin jaren negentig en schreef uitgebreid over de "Panamahoed" die zoals inmiddels wel bekend is ten onrechte met Panama wordt geassocieerd maar waarvan de geschiedenis onvervalst Ecuadoriaans is. Met betrekking tot dit thema interviewde hij voor zijn boek verschillende mensen wat boeiende verhalen opleverde en aantoont dat er in Ecuador meer te zien valt dan alleen het natuurschoon. Paul Theroux reisde halverwege de zeventiger jaren doorheen Ecuador als onderdeel van een (trein)reis doorheen Zuid-Amerika. Het menselijk aspect staat ook bij deze schrijver op de voorgrond en zijn reisverslag (The OId Patagonian Express) is prachtig en met veel observatievermogen geschreven. Hij toonde zich ook zeer begaan met het lot van de (destijds) nog erg gediscrimineerde indiaanse bevolking. In contrast met de onder militaire dictaturen levende buurlanden vond hij Ecuador echter een oase van rust en hij genoot vooral van zijn verblijf in Quito wat hij een heel aangename stad vond. Over Guayaquil liet hij zich helaas in minder lovende bewoordingen uit ("Ik zou niet weten waarom ik hier langer dan enkele dagen zou blijven"). Moritz Thomsen was een achtenveertigjarige failliete varkensboer die in 1965 als vrijwilliger van het American Peace Corps naar Ecuador werd uitgestuurd "om de armen te helpen" en leefde enkele jaren in een afgelegen Ecuadoriaans vissersdorp (om zich later permanent in Ecuador vestigen). Het werk van deze auteur waarin hij over zijn weinig succesvolle ervaringen verslag doet ("Living poor"en "The farm on the río Emerald") zou op het eerste gezicht tot de Ecuadoriaanse reisliteratuur kunnen worden gerekend. Alle ingrediënten zijn (weer) aanwezig : avontuur, beschrijvingen van prachtige landschappen en een kroniek van het dagelijks leven in een Ecuadoriaanse dorpsgemeenschap. Het is echter veel complexer bij Thomsen. In essentie gaat het over armoede, de botsing van verschillende culturen, desillusies en de worsteling van de auteur, niet alleen om te overleven als vreemdeling in Ecuador maar ook om zich te integreren, de hem omringende cultuur en mensen te begrijpen en tegelijkertijd zijn eigen identiteit te vinden, Van alle Ecuadoriaanse "reisboekenschrijvers"is Thomsen mijn grootste favoriet. Zijn schrijfstijl is fascinerend, realistisch, humoristisch, soms cynisch maar altijd van een hoog literair niveau. Hoewel in andere en betere omstandigheden levend zijn zijn frustraties en hulpeloosheid voor mij herkenbaar. Ook ik erger me soms mateloos aan het gebrek aan efficiency en de gemakzucht waarmee hier wordt te werk gegaan gedaan, - of veel vaker - niets wordt gedaan. De kennismaking met het werk van Moritz Thomsen inspireerde mij om over het thema "Ecuadoriaanse reisliteratuur' te schrijven. Het is onbegrijpelijk dat deze auteur vrijwel onbekend is gebleven en met name in Ecuador niet meer erkenning heeft gekregen. Mogelijk is daar recent wel verandering in gekomen want momenteel loopt aan de San Franscisco Universiteit van Quito een project om zijn werk in het Spaans te vertalen. In Guayaquil waar Thomsen in 1991 in armoedige omstandigheden ten gevolge van longemfyseem overleed, is helaas niets wat aan het werk van deze markante auteur herinnert. Terugkijkend op een verblijf van inmiddels vijf jaar met mijn gezin in Ecuador (sinds ik in 2012 met pensioen ging) verbaas ik mij erover hoezeer ik veranderd ben naarmate ik ouder word, Geleidelijk aan ben ik rustiger, opgewekter en gelukkiger geworden. Gedeeltelijk is dit toe te schrijven aan het feit dat ik meer tijd heb voor reflectie en bewuster in het leven sta dan toen ik nog werkte en het te druk had met het beantwoorden aan de verwachtingen van cliënten, managers en anderen in mijn omgeving. Ik ga nu zorgvuldiger om met de mijn tijd. Als een activiteit mij niet zinvol meer lijkt zet ik er een punt achter en ik heb er ook minder moeite mee dan voorheen om kostbare energie vretende contacten die per saldo weinig teruggeven te beëindigen. Voor een goede fysieke en mentale conditie zijn gezonde levensgewoonten essentieel . Daarom ben ik beter op mijn voeding gaan letten en eet meer verse groenten en fruit. Dit is in Ecuador overigens niet zo moeilijk is want het aanbod is het gehele jaar overvloedig en - gelukkig - worden bestrijdingsmiddelen hier aanzienlijk minder royaal aangewend dan in de geïndustrialiseerde wereld. De dingen doen die je prettig vindt en die je voldoening geven, omgaan met de mensen met wie "het klikt" : ook dit zijn belangrijke voorwaarden voor een authentieker en gelukkiger leven. Een derde voorwaarde is wonen op de plek van je keuze. In mijn geval is dit Ecuador. Heeft mijn keuze voor dit land als nieuwe thuisbasis ertoe bijgedragen dat ik me gelukkiger voel ? Laat er geen misverstand over bestaan. Ecuador heeft in tal van opzichten grote tekortkomingen en vele problemen. De extreme armoede mag dan in het afgelopen decennium enigszins teruggedrongen zijn - dank zij een voortvarende sociale politiek ten tijde van de "boom" van de petroleum-exportprijzen -, in de minder bedeelde wijken van de steden en op het platteland lijden nog vele tienduizenden kinderen aan ondervoeding en genieten nauwelijks onderwijs. Een decennium socialistische fantasieën hebben hun effect niet gemist. Het land dreigt weer in een economische recessie te glijden, de staatsschuld is (onhoudbaar) hoog, zelfs naar Zuid-Amerikaanse begrippen is de werkloosheid onder de volwassen beroepsbevolking dramatisch, corruptieschandalen waarbij belangrijke (ex-) regeringsfunctionarissen betrokken waren, zijn aan de orde van dag en zo kan ik nog wel even doorgaan. Toch zijn Ecuadorianen over het algemeen gelukkige mensen is mijn ervaring. Het land heeft namelijk een aantal troeven achter de hand die een behoorlijk tegengewicht vormen tegen de hierboven genoemde structurele ellende. Allereerst het klimaat. Ik weet : het is een cliché, maar toch. De zon schijnt hier (bijna) elke dag en hoewel de meeste Ecuadorianen als zij het hebben over een "mooie dag" een dag met veel bewolking bedoelen en op straat systematisch een krant of een aktentas of bij gebreke daaraan hun hand boven het hoofd houden bij de minste zonneschijn zijn zij aan vele uren meer zonlicht blootgesteld dan West-Europeanen. Zonnebrand - en dan nadrukkelijk niet in de zin van urenlang op een heet strand gaan liggen bakken - is volgens de inzichten van de huidige wetenschap een bron van vitamine-D en endorfineproductie in het lichaam en beide stoffen worden belangrijk geacht voor het algemene niveau van welbevinden en voor wat vitamine D betreft preventie van osteoporose en wellicht depressie. Met dank aan de vorige regering die de overheid als dé centrale spil op alle terreinen van het maatschappelijk leven zag is Ecuador voorzien van een gigantische, uit zijn voegen gegroeide bureaucratie. Toch heeft de samenleving meer van een anarchie dan van een voormalige sovjet-staat . Een blik op het stadsverkeer zegt genoeg. De gemiddelde Ecuadoriaan lapt zowat alle verkeersregels massaal aan zijn laars. Desondanks is het aantal opgelegde verkeersboetes verrassend laag. Ondanks de uitgebreide regelgeving valt de "regulering" in de praktijk erg mee want deze is weinig doelmatig. De wetten en regels zijn er wel maar worden vaak niet of gebrekkig uitgevoerd en het toezicht schiet tekort. Bovendien is er altijd wel ergens een mouw aan te passen en een telefoontje of een briefje van één of andere connectie, een vriendelijk gesprekje met de "señorita" aan de balie of een "fooi" kunnen zelfs in de meest uitzichtloze gevallen soelaas brengen.. Vergeleken met het goed georganiseerde en doelmatige West-Europa waar vrijheid en recht hoog in het vaandel worden gevoerd maar waar "tijd schrijven" op de werkvloer, flitscamera's op de weg, elektronisch gecontroleerde banktransacties, "klantprofielen" via kassabonnen en een onuitputtelijke reeks belastingaanslagen steeds meer het leven van de burgers bepalen, is Ecuador een oase van individuele vrijheid voor een "low profile" levende buitenlander. En laat vrijheid nu nét een van de belangrijkste pijlers zijn van geluk. Ecuadorianen nemen de politiek niet heel serieus , integendeel zijn politici, de belastingen, verkeersagenten en andere "autoriteitsfiguren" het onderwerp van spotprenten en grapjes. Men lacht graag en veel in Ecuador. Humor is hier echter zelden gefocust op een bepaalde bevolkingsgroep of onderklasse. Een equivalent van "Belgen"- of "Turkenmoppen" kent men niet. Opmerkelijk genoeg is de huidige president van Ecuador (Lenin Moreno) een expert in sociale integratie maar ook op het gebied van humor. Nadat hij in 1990 het slachtoffer werd van een roofoverval waarbij hij werd neergeschoten en aan beide benen verlamd raakte, overwon hij een ernstige depressie en gaf hij als "coach" lezingen over optimisme, geluk en humor. Of humor de economie weer op dreef zal krijgen is zeer de vraag maar als Moreno stelt dat humor, optimisme en geluk sterk samenhangen is dit in elk geval wel wetenschappelijke gefundeerd. Vast staat ook dat humor en optimisme (door het delen van positieve emoties) tot meer verbondenheid leidt hetgeen de politieke cultuur van het land zeker ten goede zou komen. Verbondenheid is een element (dat misschien niet in de politiek maar toch) in het leven van een Ecuadoriaan centraal staat. Ik denk hierbij vooral aan de familiebanden die veel hechter zijn dan in West-Europa. Familie in Ecuador zijn je broers en zussen, je ouders, grootouders maar ook je ooms en tantes, achterneven en -neven, de oom van je neef en de tante die al veertig jaar in de Verenigde Staten woont en twaalf jaar geleden voor het laatst met vakantie was in Ecuador. In een land waar nauwelijks sociale voorzieningen zijn is deze uitgebreide familie een bron van steun in tijden van financiële tegenspoed en ziekte. Grootouders passen vaak op de kleinkinderen zodat moeders buitenshuis kunnen werken zonder kinderoppas hoeven te betalen en anderzijds zorgen kinderen ook voor hun bejaarde en zorgbehoevende ouders. Ecuadorianen zijn bereid om veel problemen en narigheid in hun leven en in hun omgeving te accepteren zolang het maar goed gaat met hun familie. Hoe meer tijd die men doorbrengt met zijn familie hoe gelukkiger men in Ecuador is. In mijn geval is dit geleidelijk ook meer gaan gelden al zou ik daar naast familie zeker ook vrienden toe willen rekenen. Een duur huis, woninginrichting, een moderne keuken, een nieuw bankstel zijn zaken die de Ecuadorianen in mijn omgeving nauwelijks interesseren, In de regel hebben zij niet de middelen om hier veel geld aan uit te gaven. Zij ervaren echter ook niet de sociale druk ("keeping up with the Jones" zoals men in de Verenigde Staten zegt) om met de mensen in hun omgeving de concurrentie aan te gaan, Zelf ben ik spullen ook steeds minder belangrijk gaan vinden in de afgelopen jaren. Ik heb nog steeds een paar dure pakken in mijn kleerkast hangen die ik ook nog wel mooi vind en waar ik zorg voor draag maar ik draag ze nauwelijks, Ik heb een goedkope Koreaanse mobiele telefoon, rij in een oude Lada jeep en gebruik nog steeds mijn acht jaar oude laptop maar eerlijk gezegd heb ik ook geen behoefte aan nieuwe spullen. Een avondje met vrienden, uit eten gaan met mijn gezin, een uitstapje naar zee of een uurtje lekker sporten geven mij meer voldoening dan de behoeftebevrediging die materiële genoegens opleveren, Al met al ben ik wel tevreden met mijn leven in deze nieuwe levensfase hier in Ecuador op de evenaar, Een aantal positieve veranderingen in mijn denkwijze en attitude zijn het gevolg van bewuste keuzes maar andere zijn ongetwijfeld het product van mijn dagelijkse ervaringen in deze fascinerende, tropische omgeving. Mijn belangstelling voor Viktor Frankl dateert van heel wat jaren terug, namelijk van de zeventiger jaren, toen ik nog een Sociale Hogeschoolstudent was. Het werk, het leven en de kampervaringen van deze prominente psychiater-neuroloog (1905-1997) die in de Tweede Wereldoorlog zijn ouders, broer en vrouw verloor in de concentratiekampen die hij zelf overleefde, zijn echter voor mij altijd een bron van inspiratie gebleven. En dit zowel in het werk met cliënten als in mijn persoonlijk leven. Zijn wereldberoemde boek "Man's Search for Meaning" (in het Nederlands vertaald als "De Zin van het Bestaan") dat hij in negen dagen (!) schreef na zijn bevrijding uit Auschwitz gaat over zijn kampervaringen. Het is een ongelooflijk indringend verslag van zijn observaties in het kamp en zijn werk als psychotherapeut voor zijn medegevangenen waarbij moet aangetekend worden dat hij slechts in de laatste maanden van zijn verblijf in Auschwitz als dokter werkte en de rest van de tijd, net zoals de andere gevangenen, greppels groef en werkzaam was bij de aanleg van spoorwegen.. In dit boek concludeert Frankl dat het verschil tussen degenen die het concentratiekamp overleefden en zij die overleden voornamelijk terug te voeren is tot één ding : "zingeving". Zoals hij in Auschwitz waarnam waren de gevangenen die bleven vasthouden aan een doel om voor te (over)leven, ondanks de verschrikkelijke omstandigheden in het kamp, beter bestand tegen de ontberingen en het lijden dan zij de hoop opgaven en dachten dat zij niets meer van de toekomst te verwachten hadden en hen niets meer restte om nog voor te leven. "Ik ontdekte" schreef Frankl "dat in het concentratiekamp alles je kon worden afgenomen behalve één ding : de vrijheid die je als denkend mens hebt om je standpunt te bepalen en ongeacht de omstandigheden, je eigen weg te kiezen". Frankl haalt in zijn boek het voorbeeld aan van twee suïcidale medegevangenen die, zoals zovelen in het kamp, alle hoop hadden opgegeven. 'In allebei deze gevallen" vertelt Frankl "was het een kwestie van hen te laten inzien dat het leven wel degelijk nog verwachtingen van hen had, Voor de ene man was het zijn kind die in het buitenland leefde en voor de andere (een wetenschapper) was het zijn wetenschappelijk werk dat hij diende te voltooien". Van "Man's Search for Meaning" dat in 1947 verscheen, werden miljoenen exemplaren (in verschillende vertalingen) verkocht maar is dit werk dat zo nadrukkelijk de vraag stelt naar de zin en de betekenis van lijden, menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid, nu na zeventig jaar nog wel relevant voor onze moderne samenleving die eerder de zoektocht naar individueel geluk centraal stelt dan zingeving en het je inzetten voor iets dat hoger en groter is dan jezelf ? Als Europeaan, na de oorlog geëmigreerd naar de Verenigde Staten waar hij decennia lang als hoogleraar in Berkeley werkte en lezingen gaf, was Frankl kritisch ten opzichte van de Amerikaanse cultuur die "Gij zult gelukkig zijn" als het ware tot een elfde Gebod verhief. Frankl schreef "geluk kan niet worden nagejaagd, het moet verworven worden en men moet een reden hebben om gelukkig te zijn". Anno 2017 schijnt het aantal Google hits op de term "happiness" en ook het aantal (zelfhulp)boeken met het woord "happiness" in de titel een record te hebben bereikt. Daarentegen laat recent onderzoek zien dat - ironisch genoeg - juist de zoektocht naar geluk maakt dat mensen zich ongelukkiger voelen terwijl "zingeving" en "doel" in het leven welzijns- en gezondheidsbevorderend zijn. Onderzoekers ( o.a. Baumeister, psycholoog aan de Florida State University en mede-auteur van het boek "Willpower : Rediscovering the Greatest Human Strength") geven aan dat "geluk" en "zingeving" elkaar overlappende begrippen zijn en zoals de psychologie twee soorten mensen onderscheidt, namelijk "givers" en "takers" zou tegen de achtergrond van dit onderscheid "geluk" meer geassocieerd worden met de attitude van hen die vooral aan het bevredigen van de eigen behoeften denken ("takers") terwijl "zingeving" eerder zou aansluiten bij de (altruïstischer) persoonlijkheid van de "givers". Waarin verschillen volgens de onderzoekers een "gelukkig" en een "zinvol" leven van elkaar ? "Geluk" stellen zij, gaat over "je lekker in je vel voelen, een goede gezondheid hebben en kunnen kopen waar je behoefte aan hebt en wat je wil, weinig stress ervaren en een relatief onbezorgd leven leiden". Terwijl ik deze regels schrijf, klimt Simba, onze rood gestreepte kat - zoals hij wel vaker doet - via mijn bureaustoel op mijn schouder en drukt zijn vochtige neus tegen mijn wang (zijn manier om een zoen te geven ?). Hij heeft geen honger want hij heeft daarnet zijn portie lievelingsblikvoer op en zoals hij mij nu aankijkt, geeuwt en lui met zijn ogen knippert lijkt hij eerder slaap te hebben. Uit zijn gedrag zou je kunnen opmaken dat hij tevreden en voldaan is en misschien zou je zelfs wel kunnen stellen dat hij gelukkig is. Wellicht zijn mensen niet de enigen die gelukkig kunnen zijn als zij krijgen wat zij willen en hun behoeften bevredigd zijn ? En misschien zijn dieren wel net zo hard op zoek naar het geluk ? Voer voor dierenpsychologen ? Laten wij ons echter beperken tot het onderzoek van Baumeister e.a.. Eén van de belangrijkste conclusies van dit onderzoek is dat gelukkige mensen vooral voldoening ontlenen aan de kansen die zij krijgen en de voordelen die zij (van anderen) genieten. Daarentegen voelen mensen die vooral zingeving zoeken in hun leven zich het gelukkigst als zij anderen kunnen helpen. Met andere woorden : "geluk" is eerder op het "zelf" gericht terwijl "zingeving het "zelf" overstijgt. En "zingeving" overstijgt niet alleen het "zelf" maar overstijgt ook het hier en nu. Immers geluk mag dan een positieve emotie zijn die intens op enig moment kan ervaren worden maar uiteindelijk zwakt dit gevoel af en dooft soms zelfs helemaal uit. Anderzijds heeft "zingeving' een duurzaam effect en verbindt het verleden met het heden en het heden met de toekomst. Maar het belangrijkst is wellicht dat onderzoek ook aantoonde dat mensen die zin kunnen geven aan hun leven en een duidelijk doel voor ogen hebben (niet om het even welk "doel" maar eerder zoals het tegenwoordig vaak genoemd wordt : een "missie") uiteindelijk hoger scoren voor wat betreft voldoening met betrekking tot hun leven dan zij die geen zingeving als centraal element in hun leven zien. Dit brengt ons weer terug bij Frankl die schreef "If there is meaning in life at all, then there must be meaning in suffering and being human always points, and is directed, to something or someone other than oneself, being a meaning to fulfill or another human being. The more one forgets himself - by giving himself to a cause to serve or another person to love - the more human he is". Deze wijze woorden van iemand wiens ervaringen doordrongen zijn van het onbeschrijflijke menselijk lijden in de concentratiekampen zijn een unieke uiting van humanisme, bevestigen recent onderzoek en hebben na zeventig jaar nog niets aan actualiteit ingeboet maar bovenal maken zij duidelijk dat "kwaliteit van leven" meer is dan de zoektocht naar het geluk ! |
over mijzelfNa 35 jaar werken als (klinisch) maatschappelijk werker wil ik in dit blog verslag doen van mijn "post werk" leven in Ecuador (Zuid-Amerika). Lees meer in "Welkom" . |